Op vrijdag 25 november vond het najaarscongres van het Koninklijk Waternetwerk Nederland (KNW) plaats, waarbij ‘koppelkansen voor klimaatadaptatie, circulariteit en energietransitie’, het centrale thema was. Sabine Biesheuvel van Blue City en Enno Zuidema van MVRDV gaven aan de hand van inspirerende voorbeelden handen en voeten aan dit thema.

Maarten Bosman van Parolo en Dennis Martens van buro LinO, gaven invulling aan dit thema door voor en tijdens het congres te toetsen hoe organisaties die verantwoordelijk zijn voor het Nederlandse waterbeheer omgaan met participatie. De conclusie luidt dat projectmatige participatie is ingeburgerd bij waterorganisaties, maar dat de stap nog groot is naar een beleidsmatige participatie. Die beleidsmatige rol is wel wat het kabinet voor ogen heeft, zoals aangegeven in het kabinetsbesluit om water en bodem sturend te laten zijn bij ruimtelijke keuzes.

Co-creatie is favoriete participatiemethode

Om te toetsen hoe verschillende organisaties de rol van participatie zien, is gebruik gemaakt van de participatiemeter. De participatiemeter is een model, waarmee snel en eenvoudig inzichtelijk is waar verschillende partijen denken dat een project of probleem zich in het participatieproces bevindt én welke participatievorm daarbij wordt toegepast.

parolo op KNW

Door verschillende respondenten te vragen in welke fase en op welk participatieniveau zij denken dat het project zich bevindt, maakt dit duidelijk waar de onderlinge verschillen zitten. Een goed uitgangspunt om samen het gesprek aan te gaan over hoe de participatie aangevlogen kan worden in een bepaalde situatie.

Resultaten

Voor het congres zijn iets meer dan 20 enquêtes ingediend door leden van het KNW. Op de vraag waar en welke vorm van participatie gewenst is in een proces, zijn de volgende antwoorden gegeven:

Wat te zien is, is dat de respondenten de initiatieffase nog niet de fase vinden waarin participatie hoofdzakelijk plaatsvindt, maar in de definitiefase of de ontwerpfase.

Daarnaast liet de enquête zien dat de meest toegepaste manier van participeren onder de respondenten co-creatie is.
Hoewel het aantal respondenten beperkt was, laat dit wel zien dat stakeholders redelijk vroeg betrokken worden in het proces. Ook de gekozen participatievorm (co-creatie) geeft stakeholders veel ruimte om inbreng te geven.

Participatiemeter opening voor gesprek

Om deelnemers verder aan het denken te zetten over hoe je een participatieproces kunt inrichten, zijn tijdens de workshops de deelnemers aan de slag gegaan met twee verschillende cases. In de eerste workshop gingen deelnemers aan de slag met hoe zij participatie zouden inrichten bij een concreet project: de kwaliteit van het oppervlaktewater in en om een volkstuincomplex.

Bij de tweede workshop was de vraag meer beleidsmatig: hoe nemen de waterbeheerders deel aan het participatietraject voor de probleemstelling van de IJsseldelta? Hoe ga je om met verschillende (water)belangen in het gebied tussen de Veluwe en de Sallandse Heuvelrug in relatie tot toenemende watertekorten als gevolg van klimaatverandering?

Bij beide workshops zijn we aan de slag gegaan in kleine groepjes. Aan de hand van het participatiemodel (de participatiemeter) zijn we met elkaar het gesprek aangegaan over hoe in deze specifieke cases de participatie aangevlogen kan worden en welke positie de waterbeheerder hier dient in te nemen. Het model bleek een goede kapstok en leidde tot veel gespreksstof: uit de workshops kwamen heel verschillende zienswijzen.

Projectmatige participatie

De eerste case ging over het oppervlaktewater bij een volkstuincomplex. Het water is door het huidige en het historische gebruik zeer nutriëntrijk en staat in verbinding met het gehele oppervlaktewatersysteem. Voor 2027 moet het oppervlaktewatersysteem (bepaalde waterlichamen) voldoen aan de door Europa opgelegde KRW-normen. In de case wordt het oppervlaktewatersysteem belast met het vervuilde water afkomstig van het volkstuincomplex. Om het oppervlaktewatersysteem te kunnen laten voldoen aan de KRW-normen, dienen de negatieve gevolgen van deze vuilwaterbron tot nul te worden gereduceerd.

Bij deze case, waarbij het project heel concreet was, gingen de deelnemers snel aan de slag met de participatiemeter. Duidelijk werd dat participatie niet nieuw is voor organisaties in het waterbeheer. Alle deelnemers pasten participatie toe in de praktijk. De rol van de waterbeheerder bij deze case was bij veel deelnemers helder. Hoewel nog niet iedereen bekend bleek met de inhoud van de nieuwe Omgevingswet, maakte niemand zich hier druk om. Want participeren zit al in het DNA van waterbeheerders.

Wel verschilde de zienswijze over hoe in dit geval de participatie het beste aangepakt kon worden. De deelnemers waren het met elkaar eens dat co-creatie de manier is om verschillende stakeholders te betrekken en het gevoel van eigenaarschap en verantwoordelijkheid te geven. Maar over de fase waarin de verschillende stakeholders betrokken zouden moeten worden, waren de meningen verdeeld.

Het ene deel van de deelnemers vond dat het project zich in de nazorgfase bevindt en de gebruikers van het volkstuincomplex als zelfbeheer met het probleem van het vervuilde oppervlaktewater om moesten gaan. Met co-creatie zouden oplossingen bedacht worden en de eigenaren van de volkstuintjes zouden de verantwoordelijkheid krijgen om de oplossingen in de praktijk te brengen.

Een ander deel van de deelnemers vond juist dat de eigenaren van de volkstuintjes pas later betrokken moesten worden. De gemeente en het waterschap zouden eerst kaders moeten stellen, en pas daarna het gesprek moeten aangaan met de eigenaren van de volkstuintjes. Uiteindelijk zouden het waterschap en de gemeente verantwoordelijk blijven. Zouden eigenaren van volkstuintjes zich niet aan de regels houden, dan zouden ook sancties mogelijk moeten zijn.

Conclusie projectmatige participatie

We zagen in deze workshop dat participatie veelvuldig wordt toegepast in het waterbeheer en dat co-creatie wordt aangewezen als het belangrijkste middel om te participeren. Wel waren er verschillende opvattingen over de rol van de verschillende stakeholders en wie wanneer het beste betrokken kan worden. De deelnemers kwamen tot inzicht dat er per stakeholdergroep een aparte participatieroute gewenst is, en dat deze verschillende stakeholders andere rollen en verantwoordelijkheden hebben.

Beleidsmatige participatie

De tweede case ging over de IJsseldelta. Door de klimatologische veranderingen is er een steeds grotere discrepantie tussen wateraanbod en watervraag in de IJsseldelta. Met als gevolg: toenemende schade door droogte in de zomerperiode. Een denktank, in opdracht van ‘Het Investeringsfonds voor de Creatieve Industrie’, houdt zich bezig met de vraag hoe de wateropgave omtrent het bodem- en oppervlaktewater, meer sturend kan zijn in de ruimtelijke inrichting van dit deel van Nederland. Het uiteindelijke doel is om het landgebruik zo in te richten dat de discrepantie tussen wateraanbod en watervraag tot een minimum wordt beperkt.

Bij deze case gingen de deelnemers aan de slag gingen met rol die waterbeheerders zouden moeten innemen in het participatieproces om te komen tot een breed gedragen oplossing. De vraag was: wat zou jouw rol in het participatieproces zijn als waterbeheerder in deze case? En hoe vul je vanuit die rol participatie in? Er kwam geen unaniem antwoord op de rol binnen dit proces van waterorganisaties, zoals het waterschap en drinkwaterbedrijven.

Deelnemers zien hun rol meer als faciliterend dan kaderstellend

De case over de IJsseldelta was veel groter en onoverzichtelijker dan de eerste case over het vervuilde oppervlaktewater bij het volkstuincomplex. Bij het vraagstuk rondom de IJsseldelta spelen meer tegengestelde belangen, zijn er meer stakeholders en zijn er geen voor de hand liggende oplossingen. Dit brede vraagstuk leidde ertoe dat de deelnemers zoekende waren.

Dat de deelnemers zich meer als een vis in het water voelen bij een faciliterende (uitvoerende) rol, dan bij een beleidsmatige rol, werd ondersteund door de ingevulde enquêtes.

Uit de uitkomsten van de enquêtes zagen we dat waterorganisaties hun huidige rol meer kaderstellend dan faciliterend zien. Terwijl ze aangaven dat in de ideale situatie hun rol meer faciliterend zou moeten zijn.

Dat waterorganisaties het liefst faciliterend werken, kwam overeen met de uitwerking van de cases. In de projectmatige case van het volkstuincomplex werden stappen gemaakt, terwijl in de beleidsmatige case van de IJsseldelta de deelnemers niet tot een concrete invulling van hun rol en de participatie konden komen.

Waterorganisaties worden geacht een sturende rol in te nemen

De meest verassende uitkomst was het feit dat respondenten aangaven dat waterorganisaties meer (actief) zouden moeten faciliteren dan ze nu doen. Wij hadden verwacht dat aan de hand van een case zoals de IJsseldelta, deelnemers tot de conclusie zouden komen dat een hoog-over visie nodig is om voor zulke grote vraagstukken met oplossingen te komen. Waterorganisaties zouden zelf veel meer inspraak moeten hebben op beleidsmatig vlak. We staan door de klimaatverandering immers voor een immense wateruitdaging die we samen moeten aanpakken en waar waterorganisaties een leidende rol in zouden moeten hebben om tot resultaten te komen. Deze sturende rol bij ruimtelijke keuzes heeft het kabinet ook voor ogen. Het kabinet heeft besloten dat water en bodem sturend hoort te zijn bij ruimtelijke keuzes.

Meer weten?

Wil je graag meer weten over hoe je als waterorganisatie participatie in kunt zetten voor beleidsmatige projecten? Of wil je gebruik maken van Parolo, zodat ook beleidsmatige participatie makkelijker is?