Waarom stelt een gemeente eigenlijk participatiebeleid op? Het klinkt misschien als een open deur, maar het is goed om erbij stil te staan. Hoewel een gemeente de indirecte verplichting heeft om participatiebeleid op te stellen, is dit beleid in de meeste gevallen niet bindend naar de initiatiefnemer toe. Het participatiebeleid van een gemeente dient namelijk enkel als een advies voor het uitvoeren van participatie. Behalve als het gaat om een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (lees hier) onder de Omgevingswet, maar nu ook eigenlijk al onder de Wro en de Wabo. Hierbij wijst een gemeente gevallen aan waarbij het organiseren van participatie verplicht is.
“Nog meer verplichtingen…!”
…zal een initiatiefnemer denken. Het is “mijn” grond, waarom moet de hele buurt er dan wat van vinden? Hoe beoordeelt de gemeente dan het participatieverslag? En is informeren dan niet voldoende? horen wij dan vaak. Daarom is een goede, eerlijke uitleg hierover nodig.
Gemeentelijke verantwoordelijkheid bij participatiebeleid
Maar gaan gemeenten dan straks alleen een lijst opstellen met verplichte gevallen? Dat lijkt ons geen goed idee. De adviserende rol van het beleid doet namelijk niet af aan het belang van het goed opstellen ervan. Participatie is geen doel op zich, maar blijft altijd een middel om planvormingsprocessen efficiënter, transparanter en inclusiever te laten verlopen. Dit hangt samen met het hogere doel van de Omgevingswet: een goed uitlegbaar plan voor de omgeving met kortere processen en minder procedures bij de rechtbank. Het uitgangspunt van het gemeentelijk participatiebeleid is dus om betere participatie te faciliteren voor alle partijen. Voor een gemeente is het belangrijk om goed na te denken over wat zij wil bereiken met de participatie. Want naast de gemeentelijke ambities, heeft zij ook te maken met de verschillende wensen en belangen van de omgeving. Om ervoor te zorgen dat alle verschillende belangen eerlijk afgewogen worden zijn er spelregels nodig.
Wanneer een gemeente het doel van haar participatiebeleid duidelijk voor ogen heeft, moet zij nog bepalen wat er wel en niet wordt vastgelegd in deze protocollen en leidraden. Het is niet per definitie noodzakelijk dat een gemeente alles vastlegt. Wel belangrijk is om schijnprotocollen te voorkomen, want daar heeft niemand wat aan. Hiermee bedoelen we: De opgestelde spelregels moeten ook echt uitvoerbaar zijn. Klinkt logisch, maar het zal niet de eerste keer zijn dat beleid in de praktijk moeilijk te volgen en uit te voeren is.
De verschillende vormen van participatiebeleid
Met de keuze voor een leidraad die dichttimmert, loslaat of jongleert (lees hier) bepaalt een gemeente hoeveel spelregels er worden vastgelegd. Er is geen goed of fout bij het maken van deze keuze. Besef je wel: elke variant brengt andere voor- en nadelen mee voor de gebruikers van het beleid.
Dichttimmeren
Een dichtgetimmerd participatiebeleid biedt uitgebreide adviezen voor de vormgeving van het participatieproces. Door duidelijke spelregels wordt een initiatiefnemer ondersteund. Voor de initiatiefnemer is het fijn dat er uit het participatiebeleid al duidelijk wordt waarop de gemeente het participatieproces gaat beoordelen. Hetzelfde geldt voor de indieningsvereisten. Het is voor de initiatiefnemer dus duidelijk wat er van de participatie verwacht wordt.
Hiertegenover staat wel dat de eigen inbreng van een initiatiefnemer niet per se aangespoord wordt met een dichtgetimmerd beleid. En dat terwijl de Omgevingswet juist inzet op het stimuleren van maatwerk en vormvrijheid. Wanneer de richtlijnen voor participatie al volledig bepaald zijn, worden de keuzes die initiatiefnemers kunnen maken onbewust gestuurd. De uitdaging om te zoeken naar een manier van participatie die past bij het initiatief is in deze variant minder aanwezig.
Loslaten van de regie
Wanneer een gemeente zelf maar weinig spelregels meegeeft, ligt de vrijheid voor de verdere invulling van participatie bij de initiatiefnemer. Met een loslatend participatiebeleid wordt een initiatiefnemer uitgedaagd om zelf te bepalen welke vorm van participatie het beste past bij het initiatief. Het faciliteren van maatwerk staat hierbij centraal.
Echter zorgt deze vrijheid er wel voor dat er vanuit de gemeente minder ondersteuning is voor de initiatiefnemer, er is immers minder vastgelegd. Bijvoorbeeld als het gaat om de indieningsvereisten en manier van toetsing die de gemeente zal hanteren. Voor een initiatiefnemer die het lastig vindt om te bepalen welke vorm van participatie geschikt is, biedt deze aanpak dan ook weinig houvast. Je zult dan dus in gesprek moeten tijdens het proces.
Jongleren
Bij jongleren kunnen wij je niet exact vertellen welke spelregels wel en niet bepaald worden, en wat dus de specifieke gevolgen van dit type beleid zijn. Een jonglerende gemeente bepaalt in haar participatieleidraad namelijk zelf welke aspecten worden meegenomen. Zo kan deze ervoor kiezen om wel mee te geven welke vormen van participatie mogelijk zijn, maar niet te duiden welke vorm wanneer ingezet moet worden. De gemeente biedt hiermee enige ondersteuning aan een initiatiefnemer, maar doet tegelijkertijd ook geen afbreuk aan de eigen inbreng van deze plannenmaker.
Met de gevolgen op een rijtje is het speelveld rondom de participatieleidraden getoond. Welk van deze varianten een gemeente ook kiest, het doel blijft hetzelfde: een goed participatiebeleid voor alle spelers!
What’s next:
In dit artikel vertelden we je welke gevolgen gemeentelijke spelregels voor participatieprocessen hebben. In het volgende artikel richten we ons op de bestaande kloof tussen het verloop van een planproces en de verschillende vormen van participatie die ingezet kunnen worden.